Stukjes
Het niet beschreven leven van mevrouw Van As
Frank Heine
We moeten allemaal aan de kost komen, toch? Op de krant was
het veel te hectisch voor me, journalist worden zat er niet in, steeds die
tijdsdruk, die deadlines. Dus iets anders. Het idee kwam van een vage kennis: ‘Waarom
ga je niet mensen interviewen? Nee, niet voor de krant maar voor henzelf, een
soort levensverhaal, daar is volgens mij best vraag naar, vooral bij ouderen.’
Aanvankelijk liep het niet goed, ondanks al mijn
vriendelijke kaartjes op publicatieborden van tehuizen, aanleunwoningen en
zelfs hospices. "Uw levensverhaal als herinnering voor later”. De eerste twee
‘projecten’ liepen stroef en chaotisch. Ik stelde de verkeerde vragen, maakte
mensen overstuur door veel te lang door te vragen over heikele
familieaangelegenheden, ik deed vele weken over een verslag om tot de afgesproken lengte te komen en
vergat de foto’s terug te brengen die zo minutieus voorzichtig uit de albums
waren verwijderd om als illustratie in mijn verslag te dienen.
Ik heb het nu allemaal aardig op de rails: mijn tarieven
zijn helder en redelijk, ik heb een mooi vragenschema voor hoofdlijnen en
details en een gesprek van maximaal drie uur geeft mij genoeg materiaal om een
levensverhaal te schrijven waarover het onderwerp over het algemeen meer dan
tevreden is. Ik heb nu een kleine tien levensverhalen geschreven en het lijkt
een plezierige routine te worden waarmee ik, als het zo doorgaat, enigszins in
mijn levensonderhoud zal kunnen voorzien. Al zal het geen vetpot worden.
Toen kwam mevrouw Van As.
Nou ja, ze kwam niet, ik ging naar haar toe. Met haar zoon
had ik alles geregeld: mijn gage, geen boekje, maar fotokopieën van de copyshop,
met plastic kaft en een ringbandje, dat was veel goedkoper. Haar zoon kon niet
bij het gesprek aanwezig zijn en dat vond ik prima, alleen met mij is men veel
vertrouwelijker.
‘Oh, wat leuk dat je er bent,’ zei mevrouw Van As toen ik
tegenover haar aan tafel zat in de erker bij het raam. Ik had de indruk dat ze
niet precies wist wie ik was en wat ik kwam doen. Ik probeerde het haar uit te
leggen. ‘Tuurlijk, tuurlijk, meid, dat weet ik toch.’
‘Wat woont u hier knus,’ zei ik omdat ‘klein’ zo onvriendelijk
klinkt. Ze ging er direct op in: ze had deze flat kunnen overnemen van een
zwager van haar man zaliger, die getrouwd was geweest met iemand die aan kanker
was overleden. Ze moest lang nadenken in welk jaar dat was gebeurd.
‘Maar goed, ter zake,’ zei ze tot mijn opluchting. Maar
met ter zake bedoelde ze een conflict binnen de Vereniging van Eigenaren over
de kosten van een in het voorjaar geplande schilderbeurt van het gehele pand. Een
van de bestuursleden van de VVE was gepensioneerd schilder en maakte ernstig
bezwaar tegen de uitgebrachte offerte van een oud-concurrent. Mevrouw Van As
vroeg wat ik daar nu van vond. Ik haalde mijn schouders op en probeerde het
gesprek een andere kant uit te sturen.
‘Ik heb een aantal vragen, mevrouw Van As, die zou ik nu
graag willen stellen, zodat we binnen de tijd uw verhaal kunnen afronden.’
‘Ja, om het verhaal af te ronden, nu wil die
gepensioneerde schilder dat we zijn zoon vragen om ook een offerte uit te
brengen, maar de voorzitter zegt dat dat belangenverstrengeling is. Wat vindt u
nou?’ Ik keek naar mijn lege blocnotevel.
‘Waar bent u geboren, mevrouw Van As?’
Ze reageerde als verschrikt op mijn vraag.
‘In Barendrecht, in de Bakkersstraat.’
‘Kunt u iets over uw jeugd vertellen?’
‘Dat doe ik liever niet want die was helemaal niet leuk.’
Ze deed nogal bruusk haar armen over elkaar en keek stuurs naar buiten. Ik
dacht na en wachtte.
Ze draaide enigszins bij.
‘Mijn zuster is in het kanaal gevallen,’ zei ze plotseling. Ik schrok, kwam hier een
familiedrama naar boven dat nog steeds het leven van mevrouw Van As beheerste?
‘Ach,’ zei ik zacht, ís zij verdronken?’
‘Nee, zij is er weer uit gehaald, ze komt straks nog even
langs.’
Ik kwam maar niet verder.
‘Heeft u voor uw trouwen nog gewerkt, ergens…’ ik keek
haar vragend aan.
Zonder te antwoorden wees ze naar haar haar keukentje. Mijn
zuster zal straks wel thee zetten. Ik mag eigenlijk niet lopen.’
‘Hij was een heel aardige man,’ zei ze ineens zonder
verdere toelichting. ‘Zijn vrouw was ook heel aardig en ze hadden aardige
kinderen.’ Ik keek haar vragend aan. ‘Ja, de familie Van Erp van de Emmalaan.’
‘Kunt u me iets meer over de familie Van Erp vertellen?
Hoe heeft u ze leren kennen?’
Ik schreef eindelijk iets op: familie Van Erp.
Mevrouw Van As was nu in gedachten verzonken. Toen zei
ze: ‘Ze waren ook zo schoon, vooral zij.’
‘Mevrouw Van As, ik wil graag verder met uw
levensverhaal, wilt u alstublieft proberen om op mijn vragen een antwoord te
geven?
Ze leek even verbaasd: ‘Ja hoor, kind, vraag maar gerust.’
Toen ging de bel.
‘Ach, doe even open,’ zei mevrouw Van As, ik zit zo met dat
been.’
Pas toen zag ik dat, onder de tafel, een been op een
krukje rustte.
Het was haar zuster, een bonk babbelende gezelligheid.
‘Hebben jullie een fijne jeugd gehad.’ probeerde ik nog
maar eens toen de zuster eenmaal zat. ‘Praat me er niet van,’ zei ze.
‘Doet u dat nu maar liever wel.’
‘Ik doe helemaal niets,’ interrumpeerde mevrouw Van As.
Toen ging de bel weer.
‘Ah, de wijkzuster,’ zei mevrouw Van As, ‘die komt mijn
been zwachtelen.’
Toen zaten we met zijn vieren om de tafel.
‘U kunt maar beter even in de keuken gaan zitten,’ zei de
wijkzuster tegen mij, ‘het been van mevrouw Van As… ruikt nogal.’
‘Ik heb suiker,’ zei mevrouw Van As, ‘en de suiker eet
mijn been helemaal op.’
Meer details mochten mij bespaard blijven en ik ging in
de keuken op een stoel zitten.
Even later zat de zuster van mevrouw Van As op een
keukenkrukje naast me. Zij had duidelijk moeite met het reguleren van haar
inbreng in onze conversatie want zij kletste me de oren van het hoofd. Ik kon
haar niet volgen en eindelijk kon ik ertussen komen
‘Komt u ook uit Barendrecht?’
Hoe ik daar nu weer bij kwam. De hele familie kwam uit
Eindhoven, vader moeder, kinderen, opa, oma, neven, nichten.
‘Bent u soms ook niet als kind in het kanaal gevallen?’
Ik werd een beetje achterdochtig.
‘Welnee, hoe kom je daar nou bij.’
Het been was klaar, we konden weer naar binnen. De kamer
rook naar eau de cologne.
‘Mevrouw Van As,’ begon ik voorzichtig, ‘ik weet niet of
het schijven van uw levensverhaal wel zo’n goed idee is.
‘Nee, hè,’ zei ze monter. Was je daarvoor gekomen?’
Ik pakte mijn jas. ‘Zullen we het hier dan maar bij
laten?’
‘Ik vind het allemaal prima,’ zei mevrouw Van As,
‘gezellig dat je er was.’
Samen met de wijkzuster stapte ik in de lift. We hadden
elkaar niet veel te zeggen.